Met zichtbare tegenzin ging de staatssecretaris van buitenlandse handel in op
een vraag over de effecten van de film ‘Fitna’ op de buitenlandse
handelsbetrekkingen. Daar is Heemskerk immers verantwoordelijk voor.
Na al die maanden van waarschuwingen vanuit het kabinet voor de
mogelijke effecten op de buitenlandse handel, leek het – ook vanwege de
actualiteit – gerechtvaardigd om te vragen of die er inderdaad zijn.
“Is Fitna nog actueel dan?”, riposteerde Heemskerk laconiek.
De staatssecretaris kon niet zeggen of hij weet heeft van concrete
gevallen van economische schade aan Nederlandse handelsbelangen door
Wilders’ film.
“Ik lees wat u ook leest in de krant. En wat sommige politici in bepaalde
landen roepen, daar haal ik mijn schouders over op. Ik las wel een
krantenbericht over een supermarkt in Oman, waar Nederlandse producten even
wat minder populair waren. Daar is onze ambassadeur op af gegaan, hij heeft
één en ander verduidelijkt.”
Verder wilde hij nog weinig woorden vuil maken aan de film, maar hij houdt de
situatie wel goed in de gaten.
“Het is niet aan ons om iets aan te wakkeren. Wij moeten gewoon helder maken
waar Nederland staat. Wij benadrukken in onze contacten in het buitenland
voortdurend dat de Nederlandse regering en de Nederlandse bedrijven afstand
nemen van deze film."
"Nederlandse bedrijven moeten zelf ook helder aangeven waar ze voor
staan. En natuurlijk houden we zaken scherp in de gaten. Maar het heeft
weinig zin om verder te blijven speculeren.”
Heemskerk is, samen met staatssecretaris Jan Kees de Jager,
mede-verantwoordelijk voor het terugdringen van de administratieve
lastendruk. Een speerpunt van het vierde kabinet-Balkenende. Tot dusver, zo
mopperde onlangs nog werkgeversoranisatie VNO-NCW, komt daar weinig van
terecht.
Op de kritiek van de werkgeversorganisatie gaat Heemskerk nauwelijks in. Wel
wijst hij erop dat Bernard Wientjens, voorzitter van VNO-NCW, inmiddels ook
voorzitter is van een commissie die de regeldruk namens het kabinet mede in
de hand moet houden.
“Wij willen de administratieve lastendruk met 25 procent verlagen, maar dat
willen we ook mérkbaar doen. Ik probeer eigenlijk zo min mogelijk over
percentages te spreken", aldus Heemskerk.
"We meten het wel, want dat werkt voor ons disciplinerend. Maar we hebben
het onszelf extra moeilijk gemaakt door te willen dat de
lastendruk-vermindering ook echt merkbaar wordt voor ondernemers.”
Tegelijkertijd is het meten van merkbaarheid lastig, erkent hij.
“Merkbaarheid is een gevoel”, zegt Heemskerk. “Dus daar moet je niet alleen op
afgaan. In Breda heeft men een ‘belevingsmonitor’, een soort
gevoelsthermometer."
"Dat doen we nu ook landelijk. We zetten enquêtes uit die meten hoe
ondernemers de regeldruk beleven.”
Maar Heemskerk maakt zich geen illusies. Hij realiseert zich dat nog
komende regeringen ook druk zullen zijn met het verlagen van de regeldruk.
“Mijn voorganger was er al mee bezig, ik ben er nu mee bezig, en ik ben er
zeker van dat mijn opvolgers er ook druk mee zullen zijn. Net zoals je
voortdurend je bureau ook moet opruimen.”
Als voorbeeld van een overbodige regel noemt Heemskerk de verplichte vaste
telefoonaansluiting voor slijterijen.
“Er is een regel die stelt dat slijterijen verplicht een vaste telefoonlijn
moeten hebben. Dat is nogal raar, in dit tijdperk van de mobiele telefoon.
Dan zeg ik: haal die verplichting eruit.”
Heemskerk is ook de staatssecretaris van buitenlandse handel. Onlangs
was hij voor een economische missie in Vietnam. De missie was een succes,
maar er blijven problemen voor wie handel wil drijven in het opkomende
Aziatische land.
“Zaken doen in Vietnam is niet makkelijk. Er moet daar nog veel gebeuren. Het
land is in transitie, van een ontwikkelingsland naar een land waar de
middenklasse dominant gaat worden."
"Ze zijn nog niet zo lang lid van de WTO. Je moet dus oppassen dat je
meteen gaat eisen dat een land als Vietnam binnen een jaar net zo netjes
zaken doet als Nederland.”
Een land als China is echter al langer lid van de WTO, en wel sinds
2001. Heemskerk vindt dat China daarom aan meer eisen moet voldoen.
“Als men al langer lid is van de WTO, moet men een betere ontwikkeling laten
zien. China en Vietnam vragen overigens regelmatig wanneer zij officieel de
markteconomie-status krijgen van de WTO. Die status krijgen ze wat mij
betreft pas als beide landen voldoen aan bepaalde criteria.”
Eén van de kritiekpunten die regelmatig te horen is in
ondernemerskringen, is dat voor Chinese bedrijven die handel willen drijven
in Nederland, niet dezelfde regels gelden als voor Nederlandse bedrijven die
in China handel willen drijven.
Zo verbiedt de Chinese staat het buitenlandse bedrijven een belang van meer
dan 20 procent op te bouwen in een Chinees financieel bedrijf.
Maar van wederkerigheid is geen sprake, en staatssecretaris Heemskerk zou het
geen probleem vinden als een Chinees bedrijf als Ping An uiteindelijk wel
meer dan 20 procent van de aandelen in Fortis wil verwerven.
“Andere landen zijn minder ver dan Nederland qua regels en ondernemen, dus je
kunt niet een één-op-één wederkerigheid eisen. Die is er nu dan ook niet."
"Laten we blij zijn dat Ping An een belang wil nemen in Fortis, want dat
biedt voor Fortis ook nog eens zakelijk kansen de andere kant op, richting
China.”
Ook wanneer het gaat om een Chinees staatsfonds dat een belang van meer
dan 20 procent wil nemen in een Nederlands financieel bedrijf, is dat geen
probleem.
“Dan kan dat gewoon”, aldus Heemskerk. “Het is aan onszelf om regels te
stellen aan de borging van onze nationale en publieke belangen, al zal dat
ook steeds meer een Europese aangelegenheid worden."
"Wat betreft overnames in de Nederlandse financiële sector, geldt dat een
buitenlandse partij eerst een ‘verklaring van geen bezwaar’ moet krijgen van
de regering.”
Heemskerk vertrekt komende week naar Brazilië voor een
economische missie. Eén van de grote opkomende problemen in dat land is dat
het helemaal mis dreigt te gaan met het Amazone-gebied. Dit is een indirect
gevolg van de plotselinge, wereldwijde vraag naar bio-brandstoffen.
De Europese Unie en de Nederlandse overheid hebben verordonneerd dat fossiele
brandstoffen worden gemengd met bio-brandstoffen. Dit is veelal ethanol,
alcohol verkregen uit suiker of mais.
Brazilië heeft veel ervaring met ethanol - in het land rijden bijna alle
auto's al jaren op het spul - en Nederland wil van Rotterdam dé opslag- en
doorvoerhaven van Europa maken.
Maar er zijn enkele grote problemen gerezen. Ten eerste zijn de
biobrandstoffen niet zo milieuvriendelijk als gedacht, en ten tweede zorgt
het opofferen van landbouw-areaal voor hogere voedselprijzen.
In het kader van maatschappelijk verantwoord ondernemen, waar het kabinet
belang aan hecht, zou de staatssecretaris zich kunnen inzetten voor de
aanpak van ook deze problematiek. Voor Nederlandse bedrijven die meegaan en
die op enigerlei wijze de natuur in Brazilië willen benadelen, heeft
Heemskerk daarom alvast een waarschuwing.
“Als een bedrijf zich volstrekt onverantwoord gedraagt, dan mag men aan de
schandpaal genageld worden. En dan heb ik ook helemaal geen zin om voor die
bedrijven reclame te maken, of mijn best ervoor te doen.”
Tegelijkertijd neemt de ontbossing in Brazilië hand over hand toe,
omdat voor grondstoffen waaruit bio-brandstoffen gedestilleerd worden veel
geld wordt betaald. Arme boeren in Brazilië hebben daarom weinig moeite met
het kappen van oerwoud.
Experts die dit tegen willen gaan, zeggen dat de enige manier om ontbossing
tegen te gaan, het simpelweg geven van geld aan die boeren is. Dan is er
geen reden meer voor hen om te gaan kappen. Maar dat is geen optie voor
Heemskerk.
“Betaald krijgen voor op je kont zitten en niets doen. Daar ben ik niet van”,
zegt hij stellig. “Iedereen moet, om te beginnen, zijn eigen broek ophouden.
En ik vind dat we ervoor moeten zorgen dat bio-brandstoffen, ook uit
Brazilië, op duurzame wijze verkregen worden.”
Dit artikel is oorspronkelijk verschenen op z24.nl